woensdag 21 augustus 2013

Loodsbotter Texelstroom


Het weer hier op Texel is sinds onze aankomst perfect. De vouwfietsen doen volop dienst en maken weer de nodige kilometers. In de haven is het een en ander veranderd, de douches, water en elektra zijn nu inclusief. Je kunt niet meer via een beeldscherm inchecken, dat moet nu persoonlijk bij een van de vier havenmeesters. Klein probleem daarbij is dat ze er maar twee keer per dag gedurende anderhalf uur beschikbaar zijn. Dat is lastig in een getijdehaven waar men meestal op tij vaart, en daardoor op hele vreemde tijden aankomt en vertrekt.

Sinds ik het boek 'Op kruispost' van Hans Beukema heb gelezen over de zeilende loodsen voor de Nederlandse kust in de vorige eeuw en daarvoor, is mijn belangstelling gewekt voor de rol die mijn varende voorouders daarin hebben gespeeld. Mijn betovergrootvader Isaac Henry Clowting was gezagvoerder op het fregat 'Zoutman', hij overleed op 1-6-1856 op 40-jarige leeftijd in Hongkong aan de Hongkonggriep, en is ter plekke begraven. Ik heb daar in een eerdere blog al eens over geschreven.
Zowel zijn zoon, mijn overgrootvader Henry Isaac Clowting (geb 13-2-1846), als  zijn kleinzoon, dus mijn grootvader Marcus (geb 3-9-1876) waren loodsschipper op Terschelling, eind 19e - begin 20e eeuw. Zij voeren op (in onze ogen betrekkelijk kleine) schepen bij nacht en ontij en in zwaar weer op kruispost voor de Waddeneilanden.

Rinkelaar
Loodskotter
In het begin van de 19e eeuw waren dat rinkelaars, kleine tweemaster platbodems die totaal niet geschikt waren voor die omstandigheden. Op 12 oktober 1835 verging de Terschellinger 'Loodsrinkelaar No 1' met man en muis. Op 2 december 1867 verging de Loodsrinkelaar 'Terschelling en het Vlie No 4', met bijna de voltallige bemanning. Op 24 oktober 1868 verging de volgende rinkelaar, die ook weer 'Terschelling en het Vlie No 4' was genoemd. Er zijn op andere stations meer rinkelaars met complete bemanningen vergaan, voordat men mondjesmaat overging op loodskotters. In 1869 kreeg Terschelling z'n eerste kotter, de Loodskotter 'Terschelling en het Vlie No 9'. Helaas verging ook dit schip, in oktober 1869. De drie achtereenvolgende rampen kostten zevenentwintig mensen het leven.

Als een van de redenen voor die rampen wordt wel aangegeven, dat er (te) strenge regels voor de loodsboten golden. Ze dienden op post te blijven tot tenminste windkracht 7, en als die windkracht was bereikt, konden ze de zeegaten niet meer binnenlopen vanwege de grondzeeën die daar stonden. Ze moesten dan open zee op, en de storm daar 'uitrijden'. In die tijd was er nog geen marifoon of radio, het enige instrument was de barometer, en als die erg snel daalde dan wist men dat er zwaar weer op komst was. Kwam een schipper te snel binnen, dan kreeg hij een berisping en soms zelfs een boete.

Loodsschoener
Rond 1900 werden de kotters weer vervangen door houten loodsschoeners, prachtige schepen om te zien en een stuk zeewaardiger dan hun voorgangers. Vanaf 1920 kwamen er stalen loodsschoeners. Deze schepen waren snelle zeilers, maar ze waren zo scherp van lijn, dat ze niet door de wind te krijgen waren. Ze moesten 'halzen' (voor de zeilers onder ons : gijpen), om door de wind te kunnen gaan. Er werd in 1924 een hulpmotor ingebouwd, maar die stond niet in de hartlijn van het schip, maar aan stuurboordzijde. De grote schroef remde tijdens het zeilen het schip geweldig af, en de vaareigenschappen waren niet symmetrisch door de achterlijke plaatsing van de schroef. Hoe gek kun je het bedenken !

Ook de stalen loodsschoeners bleef een ramp niet bespaard, op 25 november 1925 verging de motorschoener 'Terschelling en Vlie No 2' in een storm met orkaankracht. Mijn opa Marcus Clowting is loodsschipper geweest tot aan z'n vervroegde pensionering in 1920. Hij werd als schipper opgevolgd door z'n zwager Teunis Bakker, een onverschrokken zeeman die meerdere heldhaftige reddingen als opstapper van de Terschellinger roeireddingsboot op z'n naam had staan.

De schipper ten tijde van de ramp was loodsschipper Zeijlemaker, hij was de opvolger van de in 1923 uit zijn ambt gezette loodsschipper Teunis Bakker, die meerdere keren op het matje had moeten komen bij z'n commissaris. Bakker had voor die tijd te menselijke trekjes, hij bracht bijvoorbeeld de scheepskok op z'n 25-jarige huwelijksdag tot aan het strand, zette hem met de roeiboot af en vertrok weer naar zee. En op een keer kwam hij op oudejaarsavond binnen en vertrok weer op nieuwjaarsmorgen, geheel tegen de strenge regels.Teunis Bakker werd toen met behoud van rang op een motorbotter geplaatst (qua functie een degradatie), en uiteindelijk ontheven van z'n functie en op wachtgeld gesteld.
De lijfspreuk van Bakker was 'als ik sterven moet, dan in m'n eigen bed'. Zeijlemaker heeft bij de aanvaarding van z'n functie gezegd 'Ik laat me liever verzuipen dan dat ik op het matje moet komen'. Dat het ooit werkelijkheid zou worden, zal hij toch wel niet bedacht hebben. Overigens blijkt uit de archieven dat Zeijlemaker in het jaar van de ramp een aantal keren naar het oordeel van z'n bazen te vroeg was binnengekomen, dus dat zal zeker een negatieve rol hebben gespeeld in z'n besluitvorming op de rampdag.

Een jaar na de ramp werd de kruispost voor het zeegat opgeheven en vervangen door een stoomafhaaldienst met het van rederij Doeksen gecharterde stoomschip 'Volharding'.
De ramp met de  'Terschelling en Vlie No 2' is in 1926 uitvoerig besproken in de 2e Kamer: zie http://resourcessgd.kb.nl/SGD/19251926/PDF/SGD_19251926_0000224.pdf , blad 1133. Dit heeft zeker mede geleid tot het opheffen van de kruispost.

De loodsrinkelaars, kotters en schoeners hadden altijd een aantal loodsen aan boord. Als een binnenlopend zeeschip een loods nodig had, werd per roeiboot een loods vanaf het loodsvaartuig overgezet, een onderneming op zich. Om de loodsenvoorraad aan boord op peil te houden, werden vanaf de eilanden loodsen per 'aanbrenger' overgezet op de loodsboot. Voor deze aanbrengers werd  in de loop der jaren een aantal scheepstypen gebruikt. De laatste in de zeilvaartperiode waren loodsbotters. Op Texel ligt de oudste bewaard gebleven stalen loodsbotter (bouwjaar 1906), die nu door een stichting als loodsbotter 'Texelstroom' in de vaart wordt gehouden. Zie http://www.youtube.com/watch?v=NPGMMHw6guw

Woensdag is de klusdag voor vrijwilligers van de Texelstroom, wij trekken de stoute schoenen aan, en beginnen een gesprek waarin ik de oude familieband met het Loodswezen uitleg, en aangeef dat opa Clowting waarschijnlijk wel eens op de Texelstroom heeft gevaren. Als Loodsbotter nr 1 heeft het schip van 09.02.1911 tot 1914 dienst gedaan in het 2e District (waar Terschelling onder valt). Gedurende de oorlogsjaren 1914-1918 was er geen loodsdienst, en werden de schepen in Harlingen opgelegd. Mijn opa en z'n gezin hebben die jaren tijdelijk in Harlingen doorgebracht.
We krijgen een rondleiding door het hele schip, de tand des tijds heeft hier en daar z'n sporen achtergelaten, maar nog steeds is het een schip met een prachtige lijn. Het loodsenverblijf is nog in de oude staat. Van de echtgenotes van de vrijwilligers krijgen we koffie en horen we sterke verhalen.

De werkzaamheden vandaag behelzen het verwijderen van de kluiverboom. Die is gescheurd toen een gast die mee wilde helpen tijdens het zeilen, de val uit z'n handen liet schieten, en de kluiverboom de klap naar beneden niet overleefde en een langsscheur opliep. Schadepost  € 2000,-. Uit medeleven worden we donateur van de stichting. Bijgaand een paar sfeerplaatjes.
Zie ook http://www.texelstroom.nl/varende-historie/de-restauratie en
http://www.texelstroom.nl/



de  fraai gelijnde Texelstroom




Geen opmerkingen:

Een reactie posten