maandag 12 augustus 2019

Bedevaart naar het Roode Klif


zondag 11 augustus 2019

Bedevaart naar het Roode Klif, de plicht van iedere Fries. Omdat ik gedeeltelijk Fries bloed in de aderen heb, ontkom ik niet aan deze verplichting. Wij begeven ons per fiets naar het roemruchte Roode Klif.

Pelgrimsroutes en -doelen zijn er vele.  Bekend zijn uiteraard Santiago de Compostella. Al voor Christus was Finistère het eindpunt van een heidense tocht. Het klif, 90 kilometer westelijk van Santiago, is door de Romeinen Finisterrae gedoopt, wat 'einde van de wereld' betekent. De traditie van de bedevaart naar St.Jacob in Compostella gaat terug naar de tijd van Karel de Grote, nadat volgens de legende in 814 zijn graf in Compostella gevonden was.
Moslims kennen de hadj, de pelgrimstocht naar Mekka. De hadj is verplicht voor alle gezonde, volwassen moslims die over voldoende geld beschikken. Normaal nemen jaarlijks rond 2 miljoen mensen deel aan de hadj.

Minder bekend is dat de Friezen ook een bedevaartsoord hebben : het Roode Klif, een keileemwand ten zuidoosten van Stavoren bij Scharl in de Nederlandse provincie Friesland. Het is een deel van de eindmorene uit de Saale-ijstijd. Deze morene loopt van Texel naar Wieringen, via de Gaasterlandse kliffen over Urk, Schokland en Vollenhove naar het oosten. De gletsjer morenen voerden vanuit Scandinavië grote hoeveelheden stenen in alle soorten en maten mee, waar later in Drente bijvoorbeeld de hunebedden mee gebouwd konden worden. In latere tijden ontstonden door de golfafslag van de Zuiderzee steile wanden, de kliffen. Behalve het Roode Klif zijn ook het Mirnser Klif en het Oudemirdumer Klif in Gaasterland op deze wijze gevormd. De oorspronkelijke keileemwand van het Roode Klif is op het eind van de 19e-eeuw helaas vergraven. Wat rest is een glooiende helling van circa 10 meter hoogte.

Er bestaat een legende over het Roode Klif die dateert van rond het begin van onze jaartelling :  In het jaar vier na Christus geboorte zou, volgens oude aantekeningen, ‘het Roode Klif, in het midden van de zomer, drie dagen achtereen, eene groote vuurvlam hebben uitgespuwd, waarna, op den vierde dag, zich eenen roode of vurige slang of draak, mede uit het Klif opstijgende, een half uur lang, tot verschrikking der aanschouwers, boven den vuurmond in de lucht vertoonde, en daarna in het Klif tegelijk met de vlam verdween’. De vlam kwam terug in 155 en 217, ‘tot groote bekommering der inwoners’ en heeft zich daarna niet meer laten zien.

Op zich stelt het Roode Klif landschappelijk nauwelijks meer iets voor. Waar het om gaat is een monument ter herinnering aan de slag bij Warns in 1345.  Er is een steen geplaatst met de Friese tekst ‘leaver dea as slaef’, liever dood dan slaaf. Het pleit helaas niet voor het historisch besef van de Friezen, dat dit monument pas in 1951 gemaakt is.

De ontstaansgeschiedenis van het monument is allesbehalve heldhaftig :
De steen van 14 ton zwaar is in de jaren 30 van de vorige eeuw door deelnemers aan de werkverschaffing gevonden in een sloot in de plaats Tijnje. Een week lang zijn aannemer Roorda en zijn mensen bezig geweest de steen te lichten. Eindelijk was men zover dat de steen op een praam kon worden gehesen, helaas kantelde de praam onder het zware gewicht. Met veel pijn en moeite kon de steen uiteindelijk in de tuin van aannemer Roorda geplaatst worden. Aanvankelijk kreeg de steen veel bekijks, maar toen dat verwaterde, wilde Roorda er wel van af. Er is nog getracht de steen een vooraanstaande plaats te geven in het dorp Tijnje, maar daar was geen belangstelling voor. Op verzoek heeft Roorda de steen toen voor het monument op het Roode Klif beschikbaar gesteld.

Maar hoe dan ook, nu wordt ieder jaar eind september op het Roode Klif de Slag bij Warns herdacht, symbool van de Friese vrijheidsstrijd. Deze slag verhinderde een Hollandse invasie, en het is dit wapenfeit dat de Friezen voor het eerst verenigde. Hieronder is de geschiedenis beschreven. Lees en huiver.....

De weg naar rechts na de heuvel, via Scharl naar Warns, heet ‘de ferkearde wei’ (de verkeerde weg), omdat de Hollandse ridders die kozen voordat ze in Warns in de pan werden gehakt. Scharl zelf is een buurtschap met ongeveer veertig inwoners en een kerkhof met een klokkestoel en onder meer de oorlogsgraven van vijf geallieerde vliegers. Vroeger woonden hier veel meer mensen. Volgens oude kronieken raakten de inwoners van Scharl en Warns in 1305, in de tijd van de Schieringers en Vetkopers, ‘tegen elkander in gevecht, dat er van beide kanten wel honderdvijftig man sneuvelden’. Dat was nog eens een tijd, daar zijn de dorpsruzies van tegenwoordig kinderspel bij.

Op de website van ‘Historiek’ wordt de aanleiding voor de slag bij Warns alsvolgt omschreven  :
‘Willem IV, graaf van Holland en Henegouwen, wist zich in Friesland alleen verzekerd van de steun van Stavoren. De rest wilde niets van hem weten. Daar moest verandering in komen. Toen duidelijk werd dat de graaf met plannen voor een invasie bezig was werd Stavoren op Sint Odulfsavond (11 juni 1345) door de Friezen bezet, waarschijnlijk om te voorkomen dat het stadje als bruggenhoofd kon dienen.

de slag - een ware slachting
De graaf had zijn invasie goed voorbereid, onder meer door hoge schattingen op te leggen aan bevriende kloosters in West-Friesland (Noord-Holland) en een leger samen te stellen dat bestond uit een ‘magt van 85.000 man, waaronder vele grooten, en van den eersten Adel uit Holland’. Historicus Hans Mol, houdt het op een invasievloot van 12.000 tot 15.000 man, ‘die ’s morgens met gunstige wind in Enkhuizen zeil had gehesen’. Maar het weer zat op 25 september 1345 niet mee. Volgens Steenstra : “Onweder en herfstwinden hadden de vloot reeds op de Zuiderzee verstrooid.”
En volgens andere bronnen hadden de Friezen ook ‘de bakens verzet’. De vloot werd gesplitst; het verband ging verloren.
Jan van Beaumont, een oom van Willem, raakte de volgende ochtend ten zuiden van Stavoren (later in de Zuiderzee verdwenen) ‘terstond met eenen hoop Friezen in gevecht, zonder den graaf met het voornaamste deel des legers af te wachten’. Toen de autochtonen in het nauw werden gebracht…“…bracht het geluid der alarmklokken in de naburige dorpen, dat al van plaats tot plaats voortgezet werd, intusschen eene menigte landvolk op den been.”


Willem IV
Dan arriveert de graaf : ‘Hij vloog met zeshonderd man, zonder behoorlijke orde en zonder te wachten op de ontscheeping der anderen, woedend op de Friezen los, rukkende naar het schijnt op het naastgelegen dorp aan, dat zij in brand staken. (…) Op het vernemen van de opgaande rook en brand schoten de Friezen met geweld toe en, denkende dat zij slechts eene enkele bende Hollanders te bestrijden hadden, vielen zij met vereenigde krachten op hen aan, en maakten eene groote slagting onder dezelve. (…) De Graaf doorstak met eigen hand eenen Frieschen Edelman.
(…) De Friezen, wier woede met hun getal steeds toenam, vochten met eene onoverwinnelijke dapperheid, hoezeer het getal hunner vijanden nu door de ontscheeping tot eene groote schare was aangegroeid. Te midden van het bloedige gevecht sneuvelde eindelijk ook de Graaf zelf.’

‘Willem viel bij het dorp Warns en zijn hoofd werd van de romp gescheiden’, zo melden de bronnen. ‘De Hollanders begaven zich eerlang op de vlugt naar hunne schepen, en werden zoo vinnig vervolgd, dat er door de groote haast nog meer verdronken, dan het zwaard der Friezen gedood had.' (....)
'De slag, die van des morgens zes uur tot in den laten avond (volgens Cornelius: Vesper) duurde, had aan 18.000 Hollanders, Zeeuwen en Henegouwers het leven gekost.' Volgens Mol viel dat wel mee: er moesten ‘enige honderden doden’ worden achtergelaten. ‘En zo arriveerde de vloot na een moeizame terugtocht op 28 september in Amsterdam … sonder minen here de grave‘. Pas een halve eeuw later zou zijn gebalsemde lijk in een klooster in Bolsward worden opgehaald om in Valenciennes te worden bijgezet.

De Friezen besloten ‘dezen gedenkwaardigen dag te vereeuwigen’ en stelden ‘eene jaarlijkse feestdag in, op dezen dag plegtig te Stavoren te vieren’, maar de protestant Steenstra was verbijsterd over de wijze waarop: ‘Door bijgeloof en nachtelijke donkerheid dier tijden wijdden zij dat feest niet aan God, die alleen de overwinningen geeft, maar aan de maagd Maria’, zodat de dag ‘onder de naam van den Friesche Lieve Vrouwedag vermaard bleef’. Tja, Steenstra leefde in een andere tijd...

Uiteindelijk kwam het toch weer goed tussen Friezen en Hollanders, zij het met een oprisping van geweld tussendoor (uit een publicatie van Andre Horlings) :
Maar al in 1347, nog maar twee jaar later, sloten de Friezen een twintigjarig bestand met de Hollanders. Daarna bleef het onrustig, tot Grote Pier uit Kimswerd (ca. 1480-1520) op de Zuiderzee een eigen kapersvloot begon en in totaal 28 Hollandse schepen buit maakte. Wie 'Bûter, brea en griene tsiis, wa't dat net sizze kin, is gjin oprjochte Fries' kon zeggen had een kans, maar ca. 500 Hollanders konden dat niet en 'kregen de voeten gespoeld' (werden verdronken). Uiteindelijk werd Friesland in 1524 ‘verworven’ door keizer Karel V en werd de provincie een Heerlijkheid en in 1648 een gewest van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Wel met een eigen stadhouder, een voorvader van de volgende Willem IV.

1 opmerking: