Daarmee zou je het restant van de tropische storm Bertha
kunnen bedoelen die sinds zondagmiddag 10-8 met windkracht 7-8 hier over de Wadden
dendert, en voorlopig nog wel even aanhoudt. De haven van Vlieland is
behoorlijk leeggelopen, de mensen die weg wilden of moesten hebben de korte stilte
voor de storm benut om de vaste wal op te zoeken.
Maar nee, met Engelse furie wordt de grootste maritieme ramp
van Nederland bedoeld, die op 19 en 20 augustus 1666 onder de oostkust van
Vlieland en op Terschelling plaatsvond. In de geschiedenisboekjes blijft onvermeld , dat tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog er een overval
plaatsvond door een Engelse vloot. Bijna 170 Hollandse handelsschepen, en een paar
oorlogsschepen zijn bij Vlieland in brand gestoken door de Engelsen. West-Terschelling
onderging hetzelfde lot. Samen met Vlielander Jan Houter heeft de historicus
Anne Doedens er een boek over geschreven (ISBN 9789051944907), en in 2016 wordt het groots herdacht.
De Engelse vloot stond onder leiding van admiraal Robert
Holmes, vergezeld door de Hollandse deserteur kapitein Laurentsz van Heemskerk.
Deze was, na wegens lafheid uit de Republiek verbannen te zijn, in dienst van
de Engelse vloot getreden. Van Heemskerk wist dat de eilanden, waar een deel
van de magazijnen van de staat en de Oostindische Compagnie zich bevonden, zich
niet in staat van paraatheid bevonden. Admiraal Michiel de Ruyter likte in
Zeeland de wonden na de Tweedaagse en de Vierdaagse zeeslagen. Het noordelijk deel van de Republiek
was dus betrekkelijk onbewaakt.
Een aanval op Vlieland mislukte door een geslaagde list van de inwoners. Maar voor de haven van het eiland, opgesloten tussen de zandbanken, lag een omvangrijke handelsvloot van volgeladen schepen. De vracht had een waarde van omgerekend honderden miljoenen euro's. De handel met schepen die vertrokken vanaf de Vlieree naar steden rond de Oostzee besloeg toen een kwart van alle Nederlandse handel, blijkt uit de tellingen van tol in de Sont.
De koopvaarders werden beschermd door twee oorlogsschepen
die snel door branders vernietigd werden. De Engelsen joegen bijna alles en
iedereen naar de kelder. Honderden opvarenden kwamen om.
Admiraal Holmes voer met 11
compagnieën naar de haven van West-Terschelling, die zij 'the town of Brandaris' noemden. Zij troffen nauwelijks enige weerstand van de lokale bevolking. De
soldaten trokken brandschattend door het ruim duizend huizen tellende dorp, dat
vrijwel geheel in de as werd gelegd. De vuurtoren Brandaris, uit 1594, was een
van de weinige overgebleven gebouwen.
Terschelling brandt |
De rookkolom was tot in Amsterdam te zien. In honderden
bootjes spoelde een grote stroom vluchtelingen naar Harlingen. In de
stadsarchieven valt te lezen hoe alleen de doopsgezinden een inzameling hielden
voor de berooide eilanders.
De economie kreeg een enorme slag toegediend. De Amsterdamse
beurs zakte diep weg en de handel werd drie dagen stilgelegd.
In de Engelse geschiedenis heet dit 'Holmes' Bonfire'. De Vlielandse predikant Frans
Ezauszoon den Heussen beschreef de gebeurtenissen kort daarna in een boek : ‘Gedachtenisse van D'Engelsche Furie op de Vliestroom en der
Schelling. Met eenige stichtelicke bedenkingen over deselve'.
De Republiek reageerde in juni 1667 hierop met de Tocht naar Chatham. De Tocht naar Chatham of de Slag bij de Medway (Engels: 'Raid
on the Medway' of 'The Dutch Raid') was een succesvolle Nederlandse aanval op de
Engelse oorlogsvloot en scheepswerven. De Nederlandse vloot bestond uit ongeveer zestig schepen en
had zo'n duizend soldaten tot zijn beschikking van het net opgerichte Korps
Mariniers, het eerste ter wereld dat gespecialiseerd was in amfibische
aanvallen.
Chatham |
De Nederlanders, onder het bevel van admiraal Michiel de
Ruyter met direct toezicht van een meegereisde Cornelis de Witt, bombardeerden
Sheerness, voeren de Theems op tot Gravesend, zeilden hierna de Medway op tot
in Chatham, sinds 1560 de belangrijkste Engelse marinebasis, waar ze drie grote
en tien kleine schepen tot zinken brachten en de HMS Unity en HMS Royal
Charles, de trots en het vlaggenschip van de Engelse vloot, enterden en
meesleepten naar Nederland. Het was het grootste verlies ooit voor de Engelse
marine en leidde tot een snel einde van de oorlog. Het houten achterdeel van het schip en zijn metalen wapenkist met daarop het Engelse wapenschild wordt nog altijd tentoongesteld in het Rijksmuseum in Amsterdam
In de geschiedenisboekjes heet het dat Michiel de Ruyter een
ketting stukvoer die de Engelsen over de Theems hadden gespannen. Dit blijkt
historisch gezien een lachertje, Pas later, waarschijnlijk vooral door twee
lofzangen van Vondel -- "de keten breekt en barst" en "de Batavier
rukt staal, als rag, aan flarden" – is dit verhaal ontstaan. Michiel de
Ruyter was er niet bij toen de ketting werd losgemaakt: hij was ziek en voegde
zich pas een dag later bij het konvooi. Ook Engelse bronnen hebben het over het
breken van de ketting met een hamer, niet door hem door te varen. Gerard Brandt
vermeldt "dat de ketting door ordre en begeleidt van den Schoutbynacht
Vlug werd losgemaakt, brengende of zendende eenige matrozen aan landt, die een
der ijzere bouten, daar ze aan vast was, braaken: en dat die bout noch heeden
ten dage t' Enkhuizen, ter nagedachtenis van dat stout bestaan, werd
bewaart"
Zie ook : https://youtu.be/iSzBCbmg9Pk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten